Total 24 Hours of Spa 70ste editie : Vier vragen aan… Eric van de Poele

Total 24 Hours of Spa 70th edition: Four questions to… Eric van de Poele

Met vijf overwinningen (1987, 1998, 2005, 2006 en 2008) is Eric van de Poele de zegerecordhouder van de Total 24 Hours of Spa. Nu dit jaar de 70ste editie van de Belgische uithoudingsklassieker wordt gehouden, is de tijd rijp om samen met de 56-jarige Belg terug te blikken op de hoogtepunten van zijn 25 deelnames. 

Waar denk je aan als je de woorden ‘Total 24 Hours of Spa’ hoort?

“Aan de allereerste editie die ik heb bijgewoond. Dat was in 1972, denk ik. Ik was toen tien, mijn vader was baancommissaris en ik stond naast hem met grote ogen naar het duel tussen de Ford Capri’s en de BMW’s te kijken. Dat is het allereerste beeld dat bij me opkomt. Ik wist eigenlijk toen al dat ik Formule 1-rijder wou worden. Van achter de vangrail keek ik bewonderend naar de prestaties van de kerels aan het stuur van die prachtige bolides. Aanvankelijk bleef ik bij mijn vader, maar wat later wandelde ik ook door de paddock en in de pitboxen. Daar werd ik uiteraard onmiddellijk aan de deur gezet, want ik was nog veel te klein!”

Na je eenzitter- en toerwagencarrière werd je een specialist van uithoudingsraces. De wedstrijden die je het meest reed waren de 24 Uur van Le Mans en die van Spa. Wat is het grootste verschil tussen die twee?

“Op fysiek vlak is Spa een pak lastiger. Door de configuratie van het circuit, door het ritme van de race en de omstandigheden maken het ook zelden eenvoudig. Je krijgt letterlijk veel minder gelegenheid om af te koelen in Francorchamps. Le Mans is dan weer moeilijker op het vlak van de concentratie, zeker met een prototype. De lange rechte stukken zorgen voor een ongelijk ritme en bovendien ga je vijf keer boven de 300 per uur. Maar allebei zijn het races die sterke emoties opwekken.”

Wat is je beste herinnering aan de Total 24 Hours of Spa?

“Ik heb er eigenlijk wel een paar. Zoals gezegd, er komt altijd heel wat emotie bij kijken. Mijn eerste deelname was al heel indrukwekkend, maar mijn eerste overwinning was dat zeker ook. Ook al omdat ik daar de podiumceremonie miste. Ik reed dat weekend ook een DTM-race (Van de Poele zou in 1987 ook DTM-kampioen worden, red.) en vloog eigenlijk maar net op tijd van Wunstdorf terug naar Luik om het einde van de race mee te maken. Eens in Bierset geland kwamen we wat toevallig te weten dat mijn auto op kop lag – van GSM’s was toen nog geen sprake – en we reden holderdebolder naar Francorchamps om toch op tijd te zijn voor het podium. Aan de uitrit van de snelweg werden we tegengehouden door de rijkswacht, die stelden dat we niet doormochten. De 24 uur was immers afgelopen en de weg was nu éénrichting geworden. Het feit dat ik daar in racepak stond te beweren dat ik degene was die de race had gewonnen, maakte geen indruk op hen. Ik ben toch maar doorgereden, maar in het dorp van Francorchamps was er geen doorkomen meer aan. De laatste paar honderd meter heb ik dan al lopend, met de helm in de hand, afgewerkt. Ik werd nogal vreemd bekeken, dat kan ik je wel zeggen. Ik was net op tijd om te laat te zijn, de podiumceremonie was al afgelopen.

Ook de eerste overwinning met de Maserati zal me altijd bijblijven. Niemand had gedacht dat de wagen kon winnen en bovendien had ik op donderdag de begrafenis van één van mijn beste vrienden bijgewoond. Ik hoef je niet te vertellen dat die overwinning een heel emotionele bedoening werd. Maar de allermooiste herinnering is misschien wel mijn laatste overwinning in de 24 uur van Spa. Eens ik op het podium stond, zag ik mijn vijf kinderen voor me staan. Het was de eerste keer dat iedereen van de partij kon zijn, en iedere sportman zal je vertellen dat zoiets het mooiste is wat je kan meemaken.”

Nu we je beste herinneringen kennen, moet we je ook naar de slechtste vragen.

“Ach, iedereen kent die wel. Ik slaap er soms nog slecht door. In de editie 1992 lagen we aan de leiding en hadden we net voor de laatste stint een probleem met de transmissie op onze BMW. Dat zorgde er voor dat ik een beetje halsoverkop in de wagen moest stappen, om die laatste relais af te werken. Die was eigenlijk net iets te lang om te kunnen afwerken zonder extra tankbeurt. Bovendien was het die dag heel heet en was het team in alle paniek vergeten me een drinkbus mee te geven. En nog erger – en eigenlijk de oorzaak van alles wat zou volgen – we waren enkele uren eerder ook de radioverbinding tussen de pitmuur en de auto kwijtgespeeld. Maar goed, ik kreeg de opdracht mee zo zuinig mogelijk te rijden, om zo toch zonder tankbeurt het eind te halen. In het begin ging dat nog, en de BMW van Steve Soper lag toen een minuut achter ons. Dat verschil werd amper kleiner, terwijl ik er toch in slaagde om benzine te sparen. Niet dat we telemetrie hadden, maar ik had eerder al wat tips gehad van Groep C-rijders hoe je dat het best doet. Maar tegen het eind van de race kreeg ik via het pitbord de boodschap dat ik moest vertragen, ik mocht niet langer boven de 7500 toeren gaan. Hoewel de auto zo niet vooruit te branden was – ik verloor tot tien seconden per ronde – wou ik ook niet de toorn van BMW op mijn nek halen en dus zeker niet riskeren zonder benzine te vallen. Het merk wou absoluut dat de twee auto’s op het podium finishten. Ik dacht nog even dat er teamorders waren, maar omdat we geen radio hadden, kon dat niet worden bevestigd. 

En de boodschappen via het pitbord kwamen eigenlijk telkens een ronde te laat. Maar toen ik Steve Soper in mijn spiegels zag, had ik onmiddellijk door dat er geen teamorders waren uitgedeeld. In de voorlaatste ronde zat hij vlak achter mij en bij de Bus Stop chicane tikte hij me aan, zodat ik door het gras moest. Niets schandalig, dat was toen gewoon de manier van racen. In de Source, vlak voor de start van de laatste ronde, wist hij me zo te passeren. Ik kreeg nog het bord ‘Attack’ te zien, maar dat kwam een ronde te laat. Ik strandde op 0,48 seconden van de auto van Soper. 

Achteraf beweerde iedereen dat ik te uitgeput was om mijn positie te verdedigen, maar dat is onzin. Het klopt dat ik na afloop naar de medische post ben overgebracht, maar dat was enkel omdat ik bij het openen van de deur van de auto bevangen werd door de frisse lucht. Achter het stuur was ik honderd procent. Omdat ik ook de persconferentie niet kon bijwonen is achteraf door iedereen de verkeerde uitleg de wereld ingestuurd. Dat was eigenlijk nog het ergste. Ik blijf er van overtuigd dat indien we een goede radiocommunicatie hadden gehad, we zeker hadden gewonnen. Ik kan me nog steeds opwinden over het feit dat we er toen naast hebben gegrepen. Zelfs al wist ik nadien nog vier keer te winnen.”

_____